Durf je alles los te laten?
Loslaten ... Daar zijn we als mens niet echt dol op! We willen graag de touwtjes in handen hebben. Zelf de regie hebben. Ook het loslaten van het verleden, het loslaten van ons bezit, onze baan, onze vrienden; het valt ons mensen zwaar! Oh ja, soms lukt het ons wel. Maar gaat het dan vaak niet om dingen waar we toch al weinig mee hebben? Of waarbij het ons ook wel goed uit komt als we het los moeten laten?
Ook in de Bijbel lezen we verschillende voorbeelden waar blijkt dat loslaten heel erg moeilijk is! Jezus zelf noemt ons verschillende voorbeelden: "Denk aan de vrouw van Lot. Wie zijn leven zal proberen te behouden, zal het verliezen. En wie het zal verliezen, zal het behouden." (Lucas 17:32-33) Jezus wijst hier terug naar wat we lezen in Genesis 19. We lezen daar dat God aankondigt, dat Hij Sodom en Gomorra zal vernietigen vanwege hun volharding in de zonde. Lot en zijn gezin moet vluchten en ze mogen niet achterom kijken. Ze moeten heel letterlijk het leven in de zonde de rug toe keren. Maar de vrouw van Lot kan het niet laten om toch achterom te kijken. Ze kan haar leven daar niet los laten, begrijpen we uit de woorden van Jezus.
Verkopen wat je hebt
Een ander voorbeeld is de rijke jongeman die bij Jezus komt en Hem vraagt, wat hij doen moet om het eeuwige leven te krijgen. Mattheus gebruikt hier een woord, dat 'in bezit krijgen' betekent. Marcus en Lucas gebruiken een woord dat 'als erfenis krijgen' betekent. In beide gevallen zit er iets in van 'er recht op hebben' of 'tot je eigendom krijgen'. En de jongeman kan heel goed opsommen wat hij er allemaal voor gedaan heeft. Eigenlijk hoeft Jezus alleen nog maar te 'tekenen bij het kruisje'. Maar eerst geeft Jezus hem nog een opdracht ...
"En Jezus keek hem aan en had hem lief, en Hij zei tegen hem: Eén ding ontbreekt u: ga heen, verkoop alles wat u hebt en geef het aan de armen en u zult een schat hebben in de hemel; en kom dan, neem het kruis op en volg Mij. Maar hij werd treurig over dat woord en ging bedroefd weg, want hij had veel bezittingen. En terwijl Hij rondkeek, zei Jezus tegen Zijn discipelen: Hoe moeilijk kunnen zij die rijkdommen bezitten, het Koninkrijk van God binnengaan! En de discipelen verbaasden zich over Zijn woorden. Maar Jezus antwoordde opnieuw en zei tegen hen: Kinderen, hoe moeilijk is het dat zij die op rijkdommen vertrouwen, het Koninkrijk van God binnengaan! Het is gemakkelijker dat een kameel door het oog van een naald gaat, dan dat een rijke het Koninkrijk van God binnengaat." (Marcus 10:21-25)
Onze aandacht gaat al snel naar de rijkdom van deze jongeman. En onwillekeurig hebben we dan ons oordeel al klaar ... 'Jong, rijk, daar zit vast een luchtje aan. En dan ook nog het idee hebben dat hij het eeuwige leven wel heeft verdiend. Wát een hoogmoed en arrogantie. Goed dat Jezus hem even op zijn nummer zet!' We hebben vaak snel ons oordeel klaar over mensen, toch?
Maar laten we dan nog eens goed deze geschiedenis lezen! Het begint er mee, dat er ouders zijn die hun kinderen bij Jezus willen brengen. De discipelen van Jezus houden hen tegen, maar Jezus zegt: "Laat de kinderen bij Mij komen en verhinder hen niet, want voor zodanigen is het Koninkrijk van God. Voorwaar, Ik zeg u: wie het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal het beslist niet binnengaan. En Hij omarmde hen, legde de handen op hen en zegende hen." (Marcus 10:14-16)
Diep verlangen
Het Koninkrijk van God, dat is iets voor volwassenen, zullen de discipelen hebben gedacht. Maar Jezus stelt juist deze kinderen als voorbeeld! Waarom? Omdat juist kinderen een houding van onbevangenheid hebben, niet belast zijn met allerlei leringen, gewoonten en tradities. Ze geloven iemand op zijn woord. Ze hebben nog niets wat ze eerst moeten los laten, maar zijn klaar om te ontvangen.
En dan is daar ineens de rijke jongeman. "En toen Hij naar buiten ging om op weg te gaan, snelde er iemand naar Hem toe, viel voor Hem op de knieën en vroeg Hem: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?" (Marcus 10:17)
Voordat Jezus vertrekt heeft deze jongeman nog een dringende vraag! In het 'naar Jezus toe snellen' voel je hoe belangrijk deze vraag is voor de hem. Je voelt zijn eigen worsteling met deze vraag. Het is een puzzel waar hij mee rond loopt. Hij valt voor Jezus op de knieën en noemt Hem 'Goede Meester'. Geen spoor van hoogmoed of zelfingenomenheid, maar juist diepe eerbied voor Jezus.
Uit alles wat er hiervoor gebeurd was, heeft deze jongeman de conclusie getrokken, dat dit de Meester, de Rabbi, is die zijn vraag zal kunnen beantwoorden! De zegen die de kinderen kregen, die wil hij ook! Er zit een diep verlangen onder zijn vraag. Vanaf zijn jeugd doet hij alles wat in zijn vermogen ligt om zich te houden aan wat God had geboden. Hij doet alles om maar te gehoorzamen. Hij kijkt verder dan zijn leven in het hier en nu. Hij kijkt vooruit naar een leven voor altijd bij God! Dat is waar hij naar verlangt.
Ongetwijfeld kende deze jongeman niet alleen de wet, maar ook de profeten. Bijvoorbeeld de woorden van Jesaja: "Uw doden zullen leven – ook mijn dood lichaam – zij zullen opstaan. Ontwaak en juich, u die woont in het stof, want Uw dauw zal zijn als dauw op jong, fris groen en de aarde zal de gestorvenen baren." (Jesaja 26:19)
Of de woorden van Daniël: "In die tijd zal Michaël opstaan, de grote vorst, hij die uw volksgenoten bijstaat. Het zal een benauwde tijd zijn, zoals er niet geweest is sinds er een volk is geweest tot op die tijd. In die tijd zal uw volk ontkomen: ieder die gevonden wordt, opgeschreven in het boek. En velen van hen die slapen in het stof van de aarde, zullen ontwaken, sommigen tot eeuwig leven, anderen tot smaad, tot eeuwig afgrijzen. De verstandigen zullen blinken als de glans van het hemelgewelf, en zij die er velen rechtvaardigen, als de sterren, voor eeuwig en altijd." (Daniël 12:1-3)
Er is leven na dit leven! En hij wil bij de groep horen, die zullen opstaan tot dat eeuwige leven. Hij doet er alles voor!
En ik dan?
En dan zijn er ineens die kinderen. Hoort hij het nu goed, dat Jezus hen zomaar voor niets dat eeuwige leven cadeau doet? Jezus zegent hen met een zegen, waar hij al vanaf zijn jeugd naar verlangt en alles voor doet! Daar móet hij meer van weten! En wie kan hem dat beter uitleggen dan Jezus? Wat die kinderen ontvangen, dat wil hij ook!
Hij vraagt Jezus hoe hij het eeuwige leven in bezit kan krijgen, kan "beërven". Die woordkeuze, in combinatie met het strikte naleven van Gods geboden, zette me aan het denken! Want 'erfelijk bezit' is door het hele eerste testament een belangrijk item!
God gaf Zijn volk talloos veel voorschriften als het gaat om het erfelijk bezit en het beschermen daar van. Denk bijvoorbeeld aan het jubeljaar, waarin ieder zijn erfelijk bezit weer terug kreeg. Je naam en je erfelijk bezit moesten voortbestaan! Wanneer je naam niet meer bleef voortbestaan en je erfelijk bezit weg was, dan was dat een vloek!
God had immers een eeuwig verbond met Zijn volk gesloten. En je naam en je erfelijk bezit waren als het ware jouw stukje van die belofte. Voor jou en je nageslacht. Was je dat kwijt, dan was je jouw aandeel in die belofte kwijt ... Geen erfelijk bezit op aarde, betekende geen erfelijk bezit in de eeuwigheid! En dus is eigenlijk de vraag van deze jongeman, met een zeer groot erfelijk bezit: Heb ik alles gedaan wat nodig is om mijn erfelijk bezit, mijn aandeel in de verbondsbelofte, tot in de eeuwigheid veilig te stellen?
Alles opgeven
En dan is daar het antwoord van Jezus. Maar eerst is er de blik van Jezus! "En Jezus keek hem aan en had hem lief." (Marcus 10:21a) Geen veroordeling, maar een liefdevolle blik! Jezus kent het hart van de jongeman, zijn verlangen en zijn oprechtheid! Jezus veroordeelt hem niet, maar wijst hem een andere weg!
Het antwoord van Jezus is eigenlijk een vraag: Ben je bereid om hier op aarde alles te verliezen, zélfs je erfelijke bezit, om Mij te volgen? Alles opgeven, terwijl je zo rijk bent! Alles opgeven, terwijl je voor jezelf het idee hebt, dat je alles op orde hebt en alles hebt gedaan om de uiteindelijke belofte, het eeuwige leven, in ontvangst te nemen. Dát komt hard aan! "Maar hij werd treurig over dat woord en ging bedroefd weg, want hij had veel bezittingen." (Marcus 10:22)
Het woord dat hier wordt gebruikt voor 'goederen' wijst op de landgoederen. Deze jongeman was grootgrondbezitter. Hij had dus een groot stuk van het door God beloofde land in bezit! En dat moet hij van Jezus nu allemaal opgeven.
Vervolgens neemt Jezus even de tijd om wat er gebeurt geestelijk te duiden voor Zijn leerlingen: "En terwijl Hij rondkeek, zei Jezus tegen Zijn discipelen: Hoe moeilijk kunnen zij die rijkdommen bezitten, het Koninkrijk van God binnengaan! En de discipelen verbaasden zich over Zijn woorden. Maar Jezus antwoordde opnieuw en zei tegen hen: Kinderen, hoe moeilijk is het dat zij die op rijkdommen vertrouwen, het Koninkrijk van God binnengaan! Het is gemakkelijker dat een kameel door het oog van een naald gaat, dan dat een rijke het Koninkrijk van God binnengaat." (Marcus 10:23-25)
Nergens recht op
Jezus kijkt rond terwijl Hij tegen zijn leerlingen spreekt. Rondkijken ... Zou Hij rondkijken naar Zijn discipelen, om hen één voor één aan te kijken? Of zou Marcus bedoelen, dat Jezus rond keek naar al die mensen die daar om hen heen verzameld zijn om het onderwijs van Jezus te horen. In dat geval zou Jezus hier de aandacht vestigen op al die mensen die opgegroeid waren met de wet, met de joodse tradities, met alle voorschriften en geboden. Kinderen van Israël, kinderen van de belofte, net als de rijke jongeman. Misschien wel met hetzelfde verlangen als de rijke jongeman ... en met hetzelfde idee, namelijk dat de beloofde erfenis hen niet zou kunnen ontgaan. Maar de werkelijkheid is anders ...
Hun afkomst, hun erfelijk bezit, hun naleven van de wet en de geboden ... Het kan hen allemaal niet brengen in het Koninkrijk van God! Al eerder heeft Jezus de mensen daar op gewezen! "Hij zei tegen de menigte die uitliep om door hem gedoopt te worden: Adderengebroed, wie heeft u laten weten dat u moet vluchten voor de komende toorn? Breng dan vruchten voort in overeenstemming met de bekering, en begin niet bij uzelf te zeggen: Wij hebben Abraham als vader; want ik zeg u dat God zelfs uit deze stenen voor Abraham kinderen kan verwekken. De bijl ligt zelfs al aan de wortel van de bomen; elke boom dan die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen." (Lucas 3:7-9)
Afkomst biedt geen enkele garantie! En het naleven van de wet ook niet. "Want Ik zeg u: Als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeën, zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan." (Mattheüs 5:20) "Weest u dan volmaakt, zoals uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is." (Mattheüs 5:48)
De mensen moesten gaan inzien, dat niet hun afkomst, niet hun erfelijk bezit en ook niet hun gehoorzaamheid aan de wet hen kon brengen in het Koninkrijk van God. Paulus legt in zijn brief aan de Romeinen 6-8 nog eens precies uit, wat de functie van de wet eigenlijk was: een spiegel om de mens bewust te maken van de zonde. (Zie ook de Bijbelstudie 'Echt vrij of nog steeds een slaaf?')De mens laten inzien, dat het niet in staat is om volmaakt te zijn. De Farizeeën, de schriftgeleerden en ook de rijke jongeman waren allemaal niet in staat om volmaakt te zijn, hoe erg ze hun best ook deden en hoe oprecht misschien ook. Maar als zelfs deze vrome mensen er niet toe in staat zijn, mensen die dag in dag uit met de wet bezig zijn, wie is er dan wel toe in staat? Dan is toch iedereen verloren?
"En zij stonden nog meer versteld en zeiden tegen elkaar: Wie kan dan zalig worden? Maar Jezus keek hen aan en zei: Bij de mensen is het onmogelijk, maar niet bij God, want bij God zijn alle dingen mogelijk." (Marcus 10:26-27)
De leerlingen van Jezus trekken precies de juiste conclusie! Niemand is in staat om in eigen kracht zalig te worden! En pas als dat besef er is, dán is er ruimte voor het alternatief! Dan is er ruimte voor het evangelie van Jezus Christus! Wat de mens niet kan, dat kan Hij wel! Dat is precies waarvoor Hij op aarde kwam: doen waar de mens niet kon.
Lege handen
Ik kan met al mijn zwoegen, met al mijn goede en oprechte bedoelingen, met mijn trouwe kerkgang, met als mijn geld voor goede doelen, met al mijn christelijke activiteiten of het naleven van kerkelijke regels en tradities nooit de volmaaktheid bereiken en niets van dat alles op zichzelf brengt ons een stap dichter bij het Koninkrijk van God. Hoe rijk ik me er ook mee kan voelen!
"Kinderen, hoe moeilijk is het dat zij die op rijkdommen vertrouwen, het Koninkrijk van God binnengaan! Het is gemakkelijker dat een kameel door het oog van een naald gaat, dan dat een rijke het Koninkrijk van God binnengaat." (Marcus 10:24b-25)
Zolang ik het idee heb dat ik zelf iets kan bijdragen, maak ik het mijzelf onmogelijk om leerling van Jezus te zijn. Ik ben niet vrij om Hem te volgen, wanneer ik mijn eigen ballast nog met me mee draag. Ik kan Hem niet vertrouwen wanneer ik nog op mezelf of iets anders vertrouw. Jezus kan niet mijn Verlosser zijn, wanneer ik niet tot in alle hoeken en gaten van mijn wezen het besef heb dat ik een verlosser nodig heb. Wanneer ik niet besef dat mijn oude leven en mijn nieuwe leven in Christus niet samen gaan.
Jezus noemt nog meer voorbeelden: "Als iemand tot Mij komt en niet haat zijn eigen vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn. En wie zijn kruis niet draagt en achter Mij aan komt, kan geen discipel van Mij zijn. Zo kan dan ieder van u die niet alles wat hij heeft, achterlaat, geen discipel van Mij zijn." (Lucas 14:26-27,33) En tegen de vrouw die overspel pleegde: "Ook Ik veroordeel u niet; ga heen en zondig niet meer." (Johannes 8:11)
Voor welke zekerheid kies ik?
Durf ik alles los te laten? Durf ik mijn leven zonder Jezus los te laten? Of bepaalde zonde in mijn leven; verslavingen, vreemd gaan, leugens, oneerlijke handel? Durf ik plekken achter me te laten, waar me thuis voel, maar waarvan ik weet dat het plekken zijn waar men van God niets wil weten en waar de zonde alle ruimte krijgt of zelfs aangeprezen wordt? Durf ik mijn carrière, mijn salaris en mijn luxe los te laten? Durf ik vriendschappen te beëindigen waarvan ik merk dat het niet samengaat met mijn leven met God? Durf ik keuzes te maken wanneer God mij die weg wijst, ook wanneer mensen die me dierbaar zijn mij daardoor misschien de rug toe zullen keren?
"Wie zijn leven vindt, zal het verliezen; en wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het vinden." (Mattheüs 10:39) Jezus laat er geen misverstand over bestaan! Hem navolgen kost me alles!
En dus is de vraag: Durf ik alles los te laten waar ik ook maar in het minste mijn vertrouwen op stel? Durf ik alles los te laten en 100% te vertrouwen op Jezus alleen? Jezus maakt het zo scherp als maar kan! "Ieder dan die Mij belijden zal voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is. Maar wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen is." (Mattheüs 10:32-33)
Het is het één of het ander! "Niemand kan twee heren dienen, want of hij zal de één haten en de ander liefhebben, of hij zal zich aan de één hechten en de ander minachten." (Mattheüs 6:24)
De keuze is aan mij. Kies ik voor de zekerheden van dit leven? Of kies ik voor de zekerheden die Jezus mij geeft? Verwacht ik het van mijzelf? Of verwacht ik het van Jezus? Wie of wat is mijn zekerheid? Durf ik mij in vertrouwen over te geven? Durf ik me te laten leiden door Zijn Geest? Durf ik alles los te laten om vervolgens Alles te ontvangen? Durf ik God te vertrouwen op Zijn Woord? Worden als een kind ...
"Wees daarom niet bezorgd en zeg niet: Wat zullen wij eten? of: Wat zullen wij drinken? of: Waarmee zullen wij ons kleden? Want al deze dingen zoeken de heidenen. Uw hemelse Vader weet immers dat u al deze dingen nodig hebt. Maar zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden.Wees dan niet bezorgd over de dag van morgen, want de dag van morgen zal voor zichzelf zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad."(Mattheüs 6:33)