geschenk

Gekregen om door te geven

Mijn huis, mijn auto, het geld op mijn bankrekening - van wie is dat eigenlijk? Domme vraag! Van mij natuurlijk! Ik heb er hard voor gewerkt, het zelf verdiend en bij elkaar gespaard! En die salarisverhoging, daar heb ik eigenlijk wel recht op zo langzamerhand! En een flinke bonus wanneer ik goed werk lever is toch heel normaal?

Het zijn de vragen van deze tijd. Vragen die ook een keerzijde hebben. Want wat als ik niet krijg waar ik recht op meen te hebben? Wat als niet ik, maar mijn collega die loonsverhoging of bonus krijgt? En wat als ik hard werk en maar weinig verdien terwijl mijn buurman op zijn sloffen geld verdient? Is dat niet dé voedingsbodem voor jaloezie, onvrede, gemopper, soms zelfs haat. Of het slaat naar binnen: onzekerheid over jezelf, een gevoel van minderwaardigheid, twijfel, angst, een negatief zelfbeeld.

Onvrede

'Je bent, wat je hebt.' lijkt het motto te zijn. Meer, mooier, beter, groter, luxer, nieuwer, ruimer zijn de drijfveren. Hebben wat je nu niet hebt. En het is van alle tijden! Het was dé ingang voor satan om bij Adam en Eva een voet tussen de deur te krijgen.

"God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als goden zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad. (Genesis 3:5) Oftewel: Je krijgt iets, wat je nu nog niet hebt! En eigenlijk heb je er recht op ook!

De gevolgen van de verkeerde keuze van de mens zien we direct terug bij Kaïn toen hij ging offeren met zijn broer: "De HEER merkte Abel en zijn offer op, maar voor Kaïn en zijn offer had hij geen oog. Dat maakte Kaïn woedend, zijn blik werd donker." (Genesis 4:3-5) Kaïn kan het niet uitstaan, dat zijn broer iets krijgt en hij niet! Waarom Abel wel en hij niet! Hij heeft er net zo goed recht op, toch?

God laat hem in de spiegel kijken: "Waarom ben je zo kwaad, waarom kijk je zo donker? Handel je goed, dan kun je toch iedereen recht in de ogen kijken? Handel je slecht, dan ligt de zonde op de loer, begerig om jou in haar greep te krijgen; maar jij moet sterker zijn dan zij." (Genesis 4:6-7)

God laat Kaïn naar zijn hart kijken: Als jouw offer er op gericht was om Mij te dienen, dan is er toch geen reden om je ergens druk om te maken? Dan hoef je je toch niet te vergelijken met Abel? Maar als dat offer gericht was op jezelf, om er zelf beter van te worden, dan moet je oppassen, Kaïn! Dan staan satan en zijn kwade machten klaar om je onder hun macht te plaatsen.

Verdienste in plaats van geschenk

En wat te denken van de priesters? In het oude verbond waren er priesters uit het huis van Aäron. Aan hen vertrouwde God toe wat van Hem was. Zij mochten het beheren namens God. "De HEER zei verder tegen Aäron: ‘Hierbij vertrouw ik de geschenken die mij gebracht worden aan jou toe. Alle heilige gaven die de Israëlieten mij brengen, geef ik aan jou en je zonen. Ze zijn voor jullie bestemd, jullie hebben daar voor altijd recht op." (Numeri 18:8)

God riep hen voor een belangrijke taak, maar voorzag daarbij ook in alles wat ze nodig hadden. Wanneer ging het mis? Toen ze niet langer gericht waren op wat God wilde, maar op hun eigen begeerten. God stond niet langer centraal in hun werk, maar zijzelf. Hun dienst werd een lege religieuze huls, die met God niets meer te maken had. Wat God aan hen had toevertrouwd om te beheren, gingen ze als hun persoonlijke verdienste beschouwen, hun recht.

En vervolgens ging het van kwaad toch erger. De priesters gingen meer voor zichzelf opeisen, dan wat God hen had toevertrouwd! Begeerte en hoogmoed kregen het voor het zeggen in hun leven.

Bron van zegen

Gelukkig staan daar tegenover ook andere voorbeelden in de Bijbel. Jozef wordt slaaf in Egypte. Maar hij valt op! Waar Jozef aan het werk is, daar gaat een andere wind waaien. Daar is God aan het werk!

"En vanaf het ogenblik dat hij hem belastte met het toezicht op zijn huis en zijn verdere bezittingen, zegende de HEER het huis van die Egyptenaar omwille van Jozef. De zegen van de HEER rustte op alles wat hij bezat, in huis en daarbuiten. Daarom vertrouwde hij alles volledig aan Jozef toe; nu Jozef er was, bekommerde hij zich alleen nog om wat hij te eten kreeg." (Genesis 39:5-6)

En ook later wanneer hij in de gevangenis zit: "De gevangenbewaarder had geen omkijken naar wat aan Jozef was toevertrouwd, omdat de HEER hem terzijde stond en alles wat Jozef ter hand nam voorspoedig liet verlopen." (Genesis 39:23) 

Ongeacht de plek waar hij terecht kwam, deed Jozef wat hem gevraagd werd. Geen opstandigheid, gemopper of jaloezie, maar gehoorzaamheid. En zo was hij bruikbaar als kanaal voor Gods zegen.

Wat me opvalt, is dat de zegen allereerst voor zijn omgeving is. Niet Jozef zelf wordt er beter van, maar zijn omgeving wel. En daardoor gaat men met andere ogen naar Jozef kijken. Men vertrouwt hem en houdt van hem. Hij kwam in de gunst te staan bij mensen.

Vrucht van de Geest

Ik moet denken aan wat er van de eerste christengemeente wordt gezegd: "De vele tekenen en wonderen die de apostelen verrichtten, vervulden iedereen met ontzag. Allen die het geloof hadden aanvaard, bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk. Ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden. Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde. Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden." (Handelingen 2:43-47) 

Wat zichtbaar had moeten zijn bij de priesters werd zichtbaar in hen die Jezus hadden erkend als hun HEER. Ze zijn niet langer op zichzelf gericht, maar op God en van daar uit ook op elkaar! De Geest heeft hun harten veranderd.

"Laat u leiden door de Geest, dan bent u niet gericht op uw eigen begeerten. Wat wij uit onszelf najagen is in strijd met de Geest, en wat de Geest verlangt is in strijd met onszelf. Het een gaat in tegen het ander, dus u kunt niet doen wat u maar wilt." (Galaten 5:16-17)

Gericht op Jezus

Paulus wijst op ons grote voorbeeld: Jezus! "U allen, heilige broeders en zusters, die deel hebt aan de hemelse roeping, richt uw aandacht op Jezus, de apostel en hogepriester van het geloof dat wij belijden, die trouw is aan wie hem heeft aangesteld, zoals Mozes in heel Gods huis zijn taak trouw vervulde." (Hebreeën 3:2) Christus echter is trouw als Zoon die over dat huis is aangesteld." (Hebreeën 3:6) En zo is Christus in Zijn omgeving het kanaal voor Gods zegen.

En daar mag ik in delen! Want: "Wij vormen dat huis, mits we trots en zonder schroom vasthouden aan datgene waarop wij hopen." (Hebreeën 3:6) Er is wel een voorwaarde aan verbonden: "Want alleen als we tot het einde toe resoluut vasthouden aan ons aanvankelijk vertrouwen, blijven we deelgenoten van Christus." (Hebreeën 3:14)

Paulus weet, dat satan er alles aan doet, zodat wij onze blik van Christus af te wenden. Waar dat gebeurt, ontstaat er ruimte voor jaloezie, onvrede, gemopper of haat met alle gevolgen van dien. Het tegenovergestelde van de vrucht van de Geest!

Daarom is ook de aansporing van Paulus: "Zie er dus op toe, broeders en zusters, dat niemand van u door een kwaadwillig, ongelovig hart afvallig wordt van de levende God, maar wijs elkaar terecht, elke dag dat dit ‘vandaag’ nog geldt, opdat niemand van u halsstarrig wordt omdat hij door zonde verleid werd." (Hebreeën 3:12-13)

Priesters

De Bijbel zegt dat Jezus "een koninkrijk uit ons gevormd heeft en ons heeft gemaakt tot priesters voor God, zijn Vader." (Openbaring 1:6) Priesters met een roeping: "en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel. Vorm een heilige priesterschap om geestelijke offers te brengen die God, dankzij Jezus Christus, welgevallig zijn." (1 Petrus 2:5) "Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht." (1 Petrus 2:9) Priester kan ik alleen zijn, wanneer ik het voorbeeld volg van mijn Hogepriester en trouw en gehoorzaam ben.

"Laten we opmerkzaam blijven en elkaar ertoe aansporen lief te hebben en goed te doen." (Hebreeën 10:24) Alles wat ik als "priester" krijg, is mij slechts toevertrouwd om namens God te beheren.

Wanneer ik zo kijk naar alles wat ik heb, kost het mij ook geen moeite om uit te delen. Dan zijn meer, mooier, beter, groter, luxer, nieuwer, ruimer niet langer mijn drijfveren; althans niet voor het leven hier en nu.

Jezus zegt: "Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen. Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen dieven in om ze te stelen. Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn." (Matteüs 6:19-21) 

Geschenk om door te geven

Het is mijn roeping om in geloof mijn werk te doen op de plek waar God mij neer zet. Kanaal zijn voor Gods zegen. Doorgeven aan anderen wat mij is toevertrouwd. "Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de HEER van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God." (Micha 6:8) Door Zijn Geest werkt Hij dat in mij en zo mag ik wat ik ontvang weer doorgeven. Kanaal zijn voor Gods zegen.

"Laten we daarbij de blik gericht houden op Jezus, de grondlegger en voltooier van ons geloof: denkend aan de vreugde die voor hem in het verschiet lag, liet hij zich niet afschrikken door de schande van het kruis. Hij hield stand en nam plaats aan de rechterzijde van de troon van God." (Hebreeën 12:2)

"Hef daarom uw slappe handen op, strek uw knikkende knieën, en kies rechte paden, zodat een voet die gekneusd is niet verder ontwricht raakt, maar juist geneest." (Hebreeën 12:12-13)

Met Paulus is mijn gebed: "Moge de God van de vrede, die onze Heer Jezus, de machtige herder van de schapen, door het bloed van het eeuwig verbond uit de wereld van de doden heeft weggeleid, u toerusten met al het goede, zodat u zijn wil kunt doen. Moge hij in ons datgene tot stand brengen wat hem welgevallig is, door Jezus Christus, aan wie de eer toekomt, tot in alle eeuwigheid. Amen." (Hebreeën 13:20-21)